In het water klopt alles even

Marta zat een tijdlang in een rotsituatie: ze had geen goede rolstoel, en zoveel last van haar POTS-klachten dat ze nauwelijks zelfstandig de deur uit kon. Maar in het water, als ze ging zwemmen, voelde het heel even alsof alles vanzelf ging. “Ik weet niet waar ik heen moet maar ik ga. Heen en weer, een andere weg is er niet.”

Het is het enige moment in de week dat alles even vanzelf lijkt te gaan. Het komt pas als ik in het water lig. Al het andere eromheen is hetzelfde gedoe als altijd. Het gedoe en het gezeur en het gezeik. Alle vragen. Al het geregel en gereken en geplan. De regiotaxi die ik op tijd moet aanvragen. Het juiste adres invoeren, het juiste tijdstip van vertrek instellen, rekening houden met een half uur speling: een kwartier vóór en een kwartier ná de tijd die ik invoer. De spullen die ik moet pakken. Badpak, handdoek en slippers, maar ook steunkousen die nog aan te trekken zijn met klamme benen, mijn opvouwbare voetenbankje en een boek met een plastic tas eromheen voor als ik te vroeg word afgezet of te laat terug word opgehaald.

Gerimpelde lijven

De vragende blikken. Van de mensen onderweg: de taxichauffeur, de medepassagiers. Van de ouders die op hun kind zitten te wachten in de wachtkamer en die denken dat ik ook ouder ben, want mijn leeftijd ligt dichter bij de hunne dan bij de bejaarde, grijze, gerimpelde lijven die straks samen met mij het bad in lopen. Ze begrijpen het niet. Ze weten er niets van. Het enige dat mij begrijpt en grijpt is het water dat mij straks zal omsluiten.

Ze zitten te wachten op hun kinderen, die nu nog roepend en krijsend met ballen en drijvende matjes in de weer zijn, snot en slijm achterlatend in het zwemwater, waar ik straks zorgvuldig omheen zal moeten zwemmen. Ik observeer ze als ik in kleermakerszit op het bankje zit, naast de gerimpelde lijven van mijn mede-zwemmers, die het al hebben opgegeven om een praatje met me te maken.

Heen en weer

De kinderen zijn uit het water en de lichten worden gedimd. We lopen het 31-gradenbad in en na een paar onwennige passen hurk ik, strek ik mijn armen recht voor uit en schiet ik het water in. Ik zweef. Ik glij. Mijn geest is stil, het water stroomt. Ik stroom. Ik weet niet waar ik heen moet maar ik ga. Heen en weer, een andere weg is er niet.

Het leven is een verschrikking maar als je maar heel hard zwemt dan merk je daar even niets van. Zwemmen is vluchten. Ik vlucht mijn hoofd uit, de natheid in. Mijn klamme stugge badpak over mijn klamme stugge niet-meewerkende maar het toch voldoende doende lijf.

Klamme badpak

Naderhand in de douche voel ik me herboren. Ik ben doorweekt. Mijn lichaam is warm en rood. Mijn hart gaat tekeer en ik zie sterretjes maar alles klopt. Ik moet plassen en trek net mijn gladde en klamme badpak uit wanneer het geluid van mijn telefoon mijn oren binnendringt. De regiotaxi. Ik wurm me terug in mijn badpak en schiet het hokje uit, graai met natte handen in mijn tas die aan een haakje bij de doucheruimte hangt, maar ben te laat.

In een waas haast ik me de kleedhokjes in. Ik bel de taxicentrale en weet dat het gedoe alweer begonnen is.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s