Af en toe is er zo’n dag dat mijn lijf zichzelf heel even lijkt te herpakken. Ik voel het gewoonlijk al bij het opstaan. De wereld draait wat minder onvoorspelbaar dan normaal, de zoem in mijn hoofd is stiller en ik heb de deurpost niet nodig om me aan vast te houden onderweg naar het toilet. Ik noem ze superdagen.
Waar ze vandaan komen, die superdagen, daar heb ik na vier jaar ziek zijn nog steeds geen idee van. In het begin brak ik er mijn hoofd over. Lag het aan iets wat ik deed? Iets wat ik at? Iets wat ik niet deed?
Het nadenken heb ik intussen opgegeven. Het heeft niets met mezelf of wat ik al dan niet doe te maken. Het is een toevallige samenloop van allerlei omstandigheden, de stand van de maan en het humeur van mijn kat inbegrepen. Het enige zinvolle wat je op zo’n dag kan doen is eruit halen wat erin zit. Je weet immers nooit hoe lang de pret zal aanhouden, en wanneer er nog eens een nieuwe komt.
Upgrade van mijn lijf
Vorige week was het dus weer eens zover. En ik had extra geluk: Het was prachtig weer en ik had de hele dag niets gepland. Feest dus! Nog voor mijn eerste ronde pillen was verteerd, trok ik mijn jas en laarzen aan. Ik raapte handschoenen, tuinzak, schop en hark bijeen en stapte strijdvaardig de tuin in. De herfstkou deed mijn aders krimpen, en de zon vaagde de pijn van mijn kapotte zenuwuiteindjes weg. Ik genoot van de gratis tijdelijke upgrade van mijn eigen lijf.
Na enkele uren zwoegen en zweten had ik de moestuinbakken op het terras winterklaar gemaakt, de afgevallen blaadjes op het gazon bijeen geharkt, de laatste emmer appels gerooid, vier selders en twee rodekolen geoogst en overal de overblijfselen van doodgevroren zomerbloemen opgeruimd. Ik wankelde intussen wel wat. De hark was een looprek geworden. De blaadjes in de zakken voelden als lood. En mijn zicht was ook al niet meer zo zuiver. Maar ik stond nog steeds op mijn voeten. Tijd voor pauze.
Rodekool met appeltjes
Een uurtje met de voeten op tafel, twee koffies, vier boterhammen en een nieuwe dosis medicatie later kon ik er weer tegenaan. Ik maakte rodekool met appeltjes voor een halve kleuterschool, zorgde dat het kippenhok blonk, poetste de keuken, ruimde alle in mijn enthousiasme rondgestrooide gereedschap op, en draaide tussendoor nog een paar manden was.
Pas toen het allang donker was geworden, harkte ik mezelf onder de douche, sleepte mijn proper geschrobde lijf onder tafel en werkte met mijn laatste restje energie een groot bord worst met rodekool naar binnen. Ik had het gevoel dat ik vroeger had wanneer ik een hele dag op schok was geweest. Een soort gelukzalige uitputting. En daarbovenop ook nog het besef dat dat gevoel geen evidentie is. Maar wat ik had gehad, kon niemand me nog afpakken.
Gedwongen rust
De volgende dag was het terug uit met de pret. Superdagen duren meestal niet langer dan wat hun naam doet vermoeden: een dag. Mijn hoofd tolde weer net zo enthousiast als anders, en als ik langer dan nodig op mijn benen bleef staan zakte de bodem er terug onderuit. De gedwongen rust was weergekeerd.
Ik opende de gordijnen en installeerde me met mijn ontbijt op de bank. De kippen verspreidden intussen ijverig de bijeengeharkte blaadjes terug over het gazon, een familie woelmuis had zich op mijn bloemenperkje uitgeleefd en de kat had zichzelf ingegraven in een van mijn leeggemaakte moestuinbakken. Het leven hernam zijn gewone gangetje. En ik genoot stilletjes na, uitkijkend naar de volgende superdag.
Olivia.
Wat een mooie blog Olivia 🙂 ik beschouw het ook als cadeautjes, zulke superdagen. Bovendien maken ze de zware dagen beter verdraagbaar. Hopelijk mag je ze nog vaak ervaren ❤