Soms wou ik dat ik ze kon uitdelen. In stukjes of als geheel. Aan wie erom vraagt of aan wie het kan gebruiken. Mensen laten meegenieten. Niet van mijn centen of mijn eten, nee hoor, van mijn aandoening met haar kleurrijk assortiment aan ongrijpbare symptomen.
Begrijp me niet verkeerd, ik wens ze niemand toe, maar toch denk ik dat iets in zit.
Oprecht begane artsen bijvoorbeeld, die zouden niets liever willen dan eens te kunnen voelen wat ik voel. Tijdelijk uiteraard, en zonder blijvende gevolgen. Zodra ze vinden dat ze voldoende hebben geproefd neem ik alles netjes terug. Een soort bruikleenformule. Diagnose werd op die manier een fluitje van een cent. Behandeling veranderde in een perfect geïndividualiseerd schema, volledig aangepast aan individuele noden. En op slag waren ook het minimaliseren of in twijfel trekken van sensaties, ongemak of afzien verleden tijd.
Ook wetenschappers kunnen genieten van een gratis abonnementsformule op maat. Het zou hen de kans bieden om het geheel van vaak ronduit bizarre sensaties dat bij POTS hoort eens aan den lijve te ondervinden. Ze zouden bovendien het subtiele samenspel van zoveel uiteenlopende dingen met een effect op de symptomen vanop de eerste rij kunnen ervaren. Wetenschappelijke inzichten en kennis zouden in geen tijd spectaculair toenemen. En ook uittesten en evalueren van nieuwe medicatie of andere interventies, werd kinderspel.
Daarnaast voorzie ik de mogelijkheid van een try-out voor vrienden en familie, die zich machteloos voelen, omdat ze, hoe hard ze ook proberen, zich niet kunnen voorstellen hoe het voelt. Niet zelden krijg ik te horen dat ze heel graag willen helpen, maar écht niet weten hoe. Als ik kon delen zouden ze beseffen dat ze het heel goed doen. Dat hun grootste hulp erin bestaat om simpelweg te aanvaarden dat mijn lijf het vandaag zo wil, en morgen weer anders. En dat zij, evenmin als ik, daar controle over hebben.
Sommige mensen geef ik een meer permanente formule. Die krijgen een stukje in hun bezit. Ik hoef het niet terug. De roepers, bijvoorbeeld, die beweren dat zieken aanstellers zijn die zich laten gaan en enkel aandacht zoeken. Die krijgen mijn allesoverheersende duizeligheid met occasionele appelflauwte. En de minister die ervan overtuigd is dat iedereen kan werken, als ie maar genoeg gemotiveerd is, die bezorg ik met plezier mijn altijd mistige hoofd. Of het type dat mij, wanneer ik vanop een gehandicaptenplek uit de auto stap, scheef aankijkt omdat ik er niet ziek genoeg uit zie. Die krijgt mijn gelatinebenen. Voor onbepaalde duur. En iedereen die beweert dat ik het mezelf aandoe, en gewoon eens wat vaker buiten moet komen, ‘onder het volk’, die krijgt een stukje van mijn verlammende uitputting.
Wie een stukje krijgt, mag het natuurlijk zelf ook terug doorgeven. Volgens dezelfde regels. Zo zou ik niet alleen zelf heel snel van mijn symptomen verlost zijn. Stel je voor wat voor een geweldige wereld we zouden krijgen. Jaloezie, hardvochtigheid en egoïsme maken plaats voor generositeit, bezorgdheid en begrip. Wereldvrede was op slag een stap dichterbij.
Hoe het dan verder moet met degenen die niemand meer vinden aan wie ze hun verworven symptomen kunnen doorgeven, dat moet ik nog bedenken. Het einddoel is immers een wereld zonder ziekte, ook voor de gemeneriken. Het systeem is dus nog niet perfect. Maar voor dat soort details heb ik nog wel even tijd. Zolang ik mijn flyers maar klaar krijg voor de volgende verkiezingen.
Olivia.